N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Analyse
Voormalige koloniën Frankrijk heeft Afrika nooit willen loslaten. Ruim zestig jaar na de onafhankelijkheid wordt het land nu de deur gewezen. „Het anti-Franse sentiment begon met het anti-Afrikaanse sentiment in Parijs.”
Het Seini Kountché-stadion in de Nigerijnse hoofdstad Niamey barstte de laatste zondag van juli uit zijn voegen. Onder het gejoel van ruim dertigduizend mensen werden de mannen in camouflage onthaald die eerder die week de macht in Niger hadden gegrepen. „We zullen niet wijken!”, bezwoeren ze.
Midden in het stadion, spartelend in de handen die hem vasthielden, verscheen een haan, geschilderd in de Franse driekleur. In het zicht van talloze camera’s werd zijn kop afgesneden en het publiek in gegooid. „À bas la France!” galmde het. Weg met Frankrijk!
Wéér in West-Afrika. Wéér in een voormalige Franse kolonie. Na Mali, Guinee, Burkina Faso en de facto Tsjaad, voegde Niger zich op 26 juli aan het rijtje toe. En deze week kwam er nog een land bij: in het olierijke Gabon grepen militairen dinsdagnacht de macht uit onvrede over de door fraude en intimidatie getekende presidentsverkiezingen. Bij die verkiezingen kwam de al veertien jaar zittende president Ali Bongo, wiens familie zeer nauwe banden onderhield met het Élysée, opnieuw als winnaar uit de bus.
Vrijwel alle staatsgrepen volgden eenzelfde scenario. Er gaan Franse vlaggen in vlammen op, woedende menigtes verzamelen zich voor de Franse ambassade. Alsof de putsch niet alleen de president ten val moet brengen, maar ook de oud-kolonisator. „Dit gaat om onze soevereiniteit”, zei Nigers nieuwe sterke man Abdourahamane Tiani. In Gabon is de onvrede vooralsnog vooral gericht op de Bongodynastie, maar haar val is even symbolisch.
Lees ook: De democratie in de Sahel was flinterdun
À bas la France klinkt inmiddels door heel West-Afrika, waar Frans de voertaal is en waar op straat baguettes worden gegeten. Waar de leiders op Franse scholen de Franse geschiedenis en cultuur leerden en de soldaten in Frankrijk hun training kregen. Na een eeuw van kolonisering en daarna decennia van „speciale relaties” lijkt Frankrijk zijn greep op het Afrikaanse continent kwijt te zijn. Een voor de hand liggende oorzaak lijkt het falen van de Franse militaire interventies in de Sahel, bedoeld om terroristen te bestrijden, die zich alleen maar verder door de kwetsbare regio verspreiden. In dat kader werden van de Malinese hoofdstad Bamako tot in het Nigerijnse Niamey Franse militairen gestationeerd. Na de coups in Burkina Faso en Mali werd hen de deur gewezen. Nigers junta was de laatste om de defensieakkoorden met Frankrijk op te zeggen. De ruim 1.500 Franse militairen in dat land hebben tot deze zondag gekregen om te vertrekken.
Maar wie de woede jegens Parijs wil begrijpen, moet verder in het verleden kijken. Naar een onafhankelijkheid die in 1960 werd aangekondigd, en een kolonisator die, anders dan de Britten, Duitsers en Belgen, daarna nooit echt verdween.
Monsieur Afrique
„De Franse wereldmacht en de Franse macht in Afrika zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en bevestigen elkaar wederzijds”, zei generaal Charles de Gaulle na de Tweede Wereldoorlog. De Franse president was er alles aan gelegen zijn empire niet kwijt te raken, ook niet toen de wind van onafhankelijkheid begon te waaien. Blut en kapot na de oorlog had Frankrijk zijn koloniën hard nodig.
Wie hiervoor moest zorgen, was De Gaulles Afrika-adviseur Jacques Foccart, een kalende zakenman met de mondhoeken permanent naar beneden. Deze ‘monsieur Afrique’ zou in de decennia na 1960 verantwoordelijk zijn voor tal van geheime operaties waarbij onwelgevallige leiders uit Afrikaanse paleizen werden geweerd en vervangen door meer Frankrijkgezinde bestuurders. Hij werd de architect van wat ‘Françafrique’ zou gaan heten.
Frankrijk dwong goedkoop toegang tot grondstoffen af
Foccart bedacht een soort pacts, vertelt de Nigerijnse politicoloog Rahmane Idrissa, verbonden aan Universiteit Leiden. „Daarin werd een nieuwe, maar wezenlijk ongelijke relatie vastgelegd.” Zo dwong Frankrijk af dat het goedkoop toegang kreeg tot strategische grondstoffen, zoals bauxiet in Guinee en uranium in Niger en Gabon. „Frankrijk was destijds de enige wereldmacht die interesse toonde in deze Franstalige landen en kon daardoor een monopoliepositie ontwikkelen voor zijn staatsbedrijven”, zegt Idrissa, doelend op uraniumdelver CEA (later Areva, nu Orano) en oliebedrijf Aquitaine (nu deel van Total).
In ruil daarvoor beloofde Parijs te helpen de stabiliteit in deze landen te waarborgen. Met een sleutelrol voor de CFA-frank. Deze CFA, die nog altijd in Frankrijk wordt gedrukt en waarvan vrijwel alle reserves in Parijs liggen, werd gekoppeld aan de Franse frank, later de euro, wat de inflatie stremde. Maar het verplichtte de oud-kolonies ook een groot deel van hun exportinkomsten op de rekening van het Franse ministerie van Financiën te zetten.
Lees ook: Militaire coup maakt einde aan Bongo-dynastie in Gabon
Le Monde
De banden tussen de elites in Parijs en de jonge Afrikaanse landen bleven intussen nauw. Zo regeerde Felix Houphouet-Boigny Ivoorkust tot zijn dood in 1993, en voor hij president werd, zetelde hij drie jaar in het Franse kabinet. Frankrijk was overal in ‘zijn’ Ivoorkust: waren er in 1960 zevenduizend Fransen, twintig jaar later waren dat er 50.000. In de hoofdstad Abidjan dronken zij op het terrasje van café Le Petit Paris kopjes Franse espresso, en lazen Le Monde van de dag ervoor.
Of neem Jean-Bédel Bokassa uit de Centraal-Afrikaanse Republiek. Hij vocht met het Franse leger in Europa tegen de Duitsers. Toen Bokassa in 1962 beladen met medailles terugkeerde naar zijn hoofdstad Bangui, waar de Avenue de Charles de Gaulle langs de rivier de Oubangi loopt, was hij in totale vervoering geraakt van Napoleon. Dusdanig, dat hij zichzelf uiteindelijk tot keizer liet kronen – terwijl muziek van Mozart klonk.
Lees ook: Met coup in Niger houdt Europa bijna geen bondgenoot over in West-Afrika
Maar niet alle relaties waren zo knus. In 1958 weigerde Guinee als enige Afrikaanse kolonie het pact van Foccart en De Gaulle, en koos voor onmiddellijke onafhankelijkheid en een eigen munt. „We zijn liever arm en vrij dan rijk als slaven”, sprak hun leider Ahmed Sékou Touré.
Parijs reageerde met een verschroeide aardebeleid. Duizenden Franse bestuurders, leraren en ingenieurs moesten het land onmiddellijk verlaten. Medicijnen werden vernietigd, overheidsbestanden verbrand. Zelfs de gloeilampen werden van kantoorplafonds verwijderd. Het dreef de Guinezen in de armen van de Sovjets, die technici uit Moskou stuurden. Een voorbode van wat decennia later opnieuw zou gebeuren.
De grondstofrijke landen die Frankrijk trouw bleven, werden bestuurd als wingewesten. Wie het waagde te klagen, kreeg nul op rekest. Of werd plots bij een staatsgreep ten val gebracht. „Als er sprake is van zulke ongelijkheid, is de dominante partij niet in staat de zorgen te begrijpen van de partij die zij beschouwt als inferieur”, verklaart politicoloog Idrissa.
Er zaten volgens hem ook positieve kanten aan de neo-koloniale pacts. Zoals culturele samenwerking. „Afrikaanse landen kregen studiebeurzen, schoolboeken en financieringen in de kunstsector.” Idrissa herinnert zich dat hij in de jaren tachtig op school in een middelgrote stad in Niger Franse leraren had en door Frankrijk geleverde boeken kon lenen bij de bibliotheek. De oud-koloniën kregen ook hulp bij het opbouwen van een staatsapparaat. „ Deze landen hadden aan het einde van de kolonisatie alleen een rudimentair bestuur; alles moest worden opgebouwd. De landen hadden geen munt, geen leger. De staat had niet eens een schatkist.”
Dolk in de rug
Maar de keerzijden waren hard en pijnlijk. Zoals toen Frankrijk begin jaren negentig de waarde van de CFA in een klap halveerde, op aandringen van het Internationaal Monetair Fonds die vond dat de munt overgewaardeerd was voor de arme, Afrikaanse landen. Het had enorme prijsstijgingen en felle protesten tot gevolg. De plotse devaluatie kwam aan als een dolk in de rug: Foccart had beloofd de valuta stabiel te houden.
Er kantelde meer in de jaren negentig. In heel Afrika waren dictaturen en éénpartijenstelsels vastgelopen. In een zaal vol met Afrikaanse staatshoofden in het Franse La Baule eiste president François Mitterand eind 1990 dat de Franse oud-kolonies democratiseringsprocessen in gang zetten, als zij op steun van Parijs wilden blijven rekenen.
Maar terwijl nationale conferenties werden georganiseerd en verkiezingen werden uitgeschreven, verloor Frankrijk zijn aandacht. „Het zoeklicht verschoof naar Europa en het opbouwen van de Europese Unie”, zegt politicoloog Idrissa. En met dat zoeklicht ook het geld. Culturele samenwerkingen werden afgebouwd en het ministerie dat zich over de relatie tussen Frankrijk en zijn oud-kolonies ontfermde, werd zelfs afgeschaft.
Lees ook: Kunnen de Franse kerncentrales zonder uranium uit Niger?
„Er kwam een soort zombie-politiek voor in de plaats”, zegt Idrissa. Tekenend was de uitspraak van toenmalig president Nicolas Sarkozy, in 2007 op bezoek in Bamako: „Frankrijk heeft Afrika economisch niet meer nodig”. In dezelfde speech zei hij tot frustratie van velen dat „de Afrikaanse mens de geschiedenis niet genoeg is binnengetreden”. Alsof het continent nooit een rol van betekenis had gehad.
Ook dat voelde als verraad, zegt Idrissa. „Er wordt nu veel gesproken over het anti-Franse sentiment in de regio, maar dat begon met een soort anti-Afrikaans sentiment in Parijs.” Hierbij speelde mee dat Franse bedrijven overal aanwezig bleven. Van Eiffage dat overal in Senegal kopieën van Franse snelwegen aanlegt, tot telecomprovider Orange en de supermarkten Casino en Auchan, die reiken van Dakar tot Yaoundé.
Françafrique
Inmiddels is de onvrede en frustratie overal in West-Afrika voelbaar. Vooral in de Sahel, waar de gemiddelde leeftijd twintig is en waar jongeren opgroeiden in democratieën die alleen op papier zo mochten heten, zonder banen in het verschiet en waar de dreiging van jihadisten steeds verder groeit. Het maakt dat ze willen breken met het systeem waarin ze vastzitten. Een door Frankrijk gecreëerd systeem.
„Ça ne marche pas”, schudt een jongen in februari 2022 zijn hoofd, in het groen en rood van de vlag van Burkina Faso. Het werkt niet. „On n’est pas la France.” De jongen staat op de Place de la Nation dat die middag volstroomt met vooral jonge mensen. Ze zwaaien met hun nationale vlag; hier en daar prijken Russische. En overal is het gezicht te zien van de militair die kort daarvoor Burkina’s president en democratie ten val bracht. Krap een half jaar later zal ook hij worden afgezet. Te zeer „een marionet van de Fransen”, volgens zijn opvolger, de 35-jarige kapitein Ibrahima Traoré.
Na de weinig succesvolle militaire operaties in de Sahel is Frankrijk niet meer het land waarnaar wordt gekeken als er iets speelt, ziet de Franse journalist Rémi Carayol, die het boek Le mirage Sahélien schreef, over de luchtspiegeling van tien jaar Franse missies in de Sahel. Waar Frankrijks positie vroeger werd gegarandeerd door staatslieden die hun jeugd in Parijs of in het Franse leger doorbrachten, zijn er nu nauwelijks nog leiders met nauwe banden met Parijs. „Sterker: Fransgezinde leiders worden één voor één afgezet.” .
Lees ook: ‘De vraag is niet of Frankrijk in de Sahel wíl blijven, maar of dat kan’
Ondanks het feit dat de huidige president Emmanuel Macron (net als zijn voorgangers) het einde bezwoer van Françafrique, is Foccarts spook voor de inwoners van de oud-kolonies nog altijd voelbaar. In belerende uitspraken, maar ook in de onwil van Parijs om écht los te laten. „De Franse elites hebben door de koloniale tijd het gevoel dat ze een gedeeld lot hebben”, verklaart Carayol die houding. En het is een bescherming van hun imago: „Afrika is de enige plek waar Frankrijk een rol van betekenis speelt. Het ontleent zelfs zijn zetel in de VN-Veiligheidsraad aan die macht.”
Met de opeenvolgende staatsgrepen blijft van die rol weinig over. In Nigers hoofdstad Niamey dreigt een confrontatie met de putschisten, die niet alleen willen dat de Franse militairen vertrekken, maar ook hun ambassadeur.
Parijs geeft vooralsnog geen krimp. In de ogen van Macron kan alleen president Mohamed Bazoum, de trouwe bondgenoot die nog altijd wordt vastgehouden in zijn paleis in Niamey, dat besluit nemen. Een houding die de Nigeresen verder in de armen van de putschisten drijft.
Tijdens een demonstratie afgelopen weekend, verzamelden honderden mensen zich voor de Franse basis. Als de soldaten niet zelf zouden vertrekken, bezwoeren zij journalisten, dan zouden ze hen een handje helpen.